Commemorative monuments

A skilled sculptor, Duilio Donzelli initially received many orders on account of this particular talent. He thus created commemorative monuments in the cemeteries and monuments to the dead on the squares of villages in the Meuse region. In 1925, the year when he settled in Lacroix-sur-Meuse, he received the order for the monument to the dead from the commune. The artist produced a remarkable piece of work here which combines an allegorical representation of Victory with a realistic depiction of the suffering caused by the war. In the foreground, a dead soldier is supported by one of his comrades. A crowd of figures may be seen around the pyramid: a peasant with his horse, a widow, parents with their son, a blacksmith and an artist, Donzelli himself. The latter also sculpted the monuments to the dead of Woël (1926), Bannoncourt (1927), Thillot (1928-1929), Mesnil-sous-les-Côtes and Chaillon (1930), Récourt-le-Creux (1932) and Bonzée (1933).

In most cases, soldiers are shown, dead or alive. Mourning is a very prominent theme. On the Woël monument, a woman and a child lay flowers close to the remains of a French infantryman, while in Chaillon, a tomb replaces the dead man. Sometimes, living soldiers are shown supporting a dead comrade (Bannoncourt, Mesnil-sous-les-Côtes, Récourt-le-Creux). Finally, allegories convey the horror and suffering: France in Thillot-sous-les-Côtes, Victory in Bannoncourt. Sometimes the motifs are the same: the Croix de Guerre and the cross of Loraine, laurel and oak leaves, palm branches, flowers.

In parallel with this work, Donzelli sculped commemorative monuments in cemeteries (Hannonville-sous-les-Côtes, Fresnes-en-Woëvre, Ancemont). The wayside crosses of Ancemont and Fresnes examine the theme of Christ’s suffering on the cross. The Fresnes monument was erected on the site of the cemetery chapel, which was destroyed during the war. In Hannonville, Christ is shown resurrected, with his arms open to welcome the civilian and military victims of the war. The latter appear on the bas-reliefs that show a prison camp and a battlefield.

All of these monuments display an aesthetic style that combines realism with attention to detail in the costumes, idealisation, through the portrayal of death that is a long way from the horror that was experienced, and exaltation of the Homeland through the use of the allegories.

Denkmäler

Der geschickte Bildhauer Duilio Donzelli erhält zunächst dank dieses Talents zahlreiche Aufträge. So fertigt er Denkmäler auf Friedhöfen und Gefallenendenkmäler auf den Plätzen der Dörfer des Departements Meuse an. Bereits 1925, in dem Jahr seiner Niederlassung in Lacroix-sur-Meuse, erhält er den Auftrag für das Kriegerdenkmal der Gemeinde. Der Künstler signiert hier ein bemerkenswertes Kunstwerk, das die allegorische Darstellung des Sieges mit einer realistischen bildlichen Darstellung der vom Krieg verursachten Leiden verbindet. Im Vordergrund wird ein gefallener Soldat von einem seiner Kameraden gestützt. Um die Pyramide herum sind eine große Zahl von Figuren versammelt: ein Bauer mit seinem Pferd, eine Witwe, Eltern mit ihrem Sohn, ein Schmied und ein Künstler, Donzelli selbst. Dieser hat auch die Gefallenendenkmäler von Woël (1926), Bannoncourt (1927), Thillot (1928-1929), Mesnil-sous-les-Côtes und Chaillon (1930), Récourt-le-Creux (1932) und Bonzée (1933) angefertigt.

Meistens werden Soldaten, tote oder lebende, dargestellt. Die Trauer ist eine sehr stark vertretene Thematik. Auf dem Denkmal von Woël legen eine Frau und ein Kind Blumen bei den sterblichen Überresten eines Frontsoldaten nieder, während in Chaillon das Grab den Verstorbenen ersetzt. Manchmal werden lebende Soldaten dargestellt, die einen verstorbenen Kameraden stützen (Bannoncourt, Mesnil-sous-les-Côtes, Récourt-le-Creux). Schließlich verfeinern Allegorien den Schrecken und das Leiden ins Erhabene – Frankreich in Thillot-sous-les-Côtes, Victoria in Bannoncourt. Manchmal sind die Motive dieselben: Kriegsverdienstkreuz und Lothringerkreuz, Lorbeer- und Eichenblätter, Palmzweige, Blumen.

Parallel zu diesen Werken hat Donzelli Denkmäler auf Friedhöfen (Hannonville-sous-les-Côtes, Fresnes-en-Woëvre, Ancemont) skulptiert. Die Kalvarienberge von Ancemont und Fresnes nutzen die Thematik der Leiden Christi am Kreuz. Das Denkmal von Fresnes wurde an der Stelle der Friedhofskapelle errichtet, die während des Krieges zerstört wurde. In Hannonville wird der auferstandene Christus dargestellt, mit geöffneten Armen, um die Kriegstoten unter den Zivilisten und Soldaten zu empfangen. Diese erscheinen auf den Flachreliefs, die ein Kriegsgefangenenlager und ein Schlachtfeld darstellen.

Alle diese Denkmäler folgen einer Ästhetik, die Realismus, mit Liebe zum Detail bei der Kleidung, Idealisierung, durch die Inszenierung des Todes weit weg von den erlebten Schrecken, und die Verherrlichung des Vaterlands durch die Verwendung von Allegorien verbindet.

Herdenkingsmonumenten

Als bekwaam beeldhouwer haalt Duilio Donzelli aanvankelijk heel wat opdrachten binnen dankzij zijn talent. Zo maakt hij herdenkingsmonumenten voor kerkhoven en monumenten voor de gevallenen die pronken op de pleinen van de dorpen uit het Maasgebied. In 1925, het jaar dat hij zich vestigt in Lacroix-sur-Meuse, belast deze gemeente hem met het houwen van een monument voor de gevallenen. De kunstenaar zet hier een opmerkelijk werk neer waarbij de allegorische voorstelling van de Overwinning wordt gecombineerd met een realistische weergave van het door de oorlog veroorzaakte lijden. Vooraan zie je een dode soldaat die wordt gedragen door een van zijn krijgsmakkers. Rondom de piramide ontvouwt zich een massa personages: een boer met zijn paard, een weduwe, ouders met hun zoon, een smid en een kunstenaar, Donzelli zelf. Ook de monumenten voor de gevallenen van Woël (1926), Bannoncourt (1927), Thillot (1928-1929), Mesnil-sous-les-Côtes en Chaillon (1930), Récourt-le-Creux (1932) en Bonzée (1933) zijn van de hand van Donzelli.

Meestal worden er soldaten afgebeeld, dood of levend. De rouw is een sterk aanwezig thema. Op het monument van Woël leggen een vrouw en een kind bloemen neer bij het stoffelijk overschot van een ‘poilu’ (soldaat 1914-1918), terwijl in Chaillon het graf de overledene vervangt. Soms zie je ook levende soldaten die een dode dienstkameraad dragen (Bannoncourt, Mesnil-sous-les-Côtes, Récourt-le-Creux). Ten slotte worden de gruwel en het lijden gesublimeerd door zinnebeeldige voorstellingen: Frankrijk in Thillot-sous-les-Côtes, de Overwinning in Bannoncourt. Zo nu en dan zijn de motieven dezelfde: het oorlogskruis en het Lotharingse kruis, laurier- en eikenbladeren, palmtakken, bloemen.

Gelijklopend met deze productie heeft Donzelli talrijke herdenkingsmonumenten voor kerkhoven gemaakt (Hannonville-sous-les-Côtes, Fresnes-en-Woëvre, Ancemont). De kruisweg van Ancemont en van Fresnes exploiteren het thema van het lijden van Christus aan het kruis. Het monument van Fresnes staat op de plaats van de kapel van de begraafplaats, die tijdens de oorlog werd vernield. In Hannonville wordt een verrezen Christus voorgesteld die met open armen de burgerlijke en militaire doden van de oorlog ontvangt. Deze laatsten verschijnen op de bas-reliëfs, in een gevangenkamp en op een slagveld.

Al deze monumenten passen in het kader van de esthetiek die realisme, met oog voor detail inzake kleding, combineert met idealisering door de dood ver van de ondergane gruwel voor te stellen, en extase voor het Vaderland door gebruik te maken van allegorieën.