Lérouville, kerk Sainte-Walburge
De in 1826 gebouwde kerk is opgedragen aan een heilige van Saksische afkomst die abdis werd in Duitsland, de heilige Walburga. Deze moest normaal de primitieve kerk vervangen die op de heuvel aan de andere kant van de straat stond, verscholen achter een dikke muur waarvan de fundamenten bewaard bleven. Dit eerste gebouw was sinds de 18de eeuw in slechte staat en werd uiteindelijk in 1829 afgebroken. De kerk kwam bijna ongeschonden uit de Eerste Wereldoorlog, maar werd in 1938 toch gerestaureerd. Pastoor Bardin liet het paneel achter het hoofdaltaar vervangen en deed hiervoor een beroep op Duilio Donzelli.
De muurschilderingen beperken zich tot drie plaatsen en bedekken niet de volledige wand, zoals meestal het geval is. Achter in de apsis wordt de aandacht onmiddellijk getrokken door een verrezen Christus die uit zijn graf stapt. Als overwinnaar van de dood is hij gekleed in een wit gedrapeerd gewaad en maakt hij met zijn rechterhand het zegeninggebaar. Hij wordt vergezeld door een engel. De twee soldaten die zich door zijn verschijning op de grond hebben geworpen, zijn ontsteld van angst. Wat betreft dit tafereel sluit Donzelli zich aan bij de traditie van de schilders van de Italiaanse renaissance die dit thema vaak hebben afgebeeld: getekend door de oorlog en de littekens die dit conflict heeft achtergelaten, stapt hij af van het kruis of het vaandel dat door Christus wordt vastgehouden op de doeken van Piero della Francesca, Bellini of Rafaël en vervangt hij dit symbool door de open hand met stigma’s, tekenen van pijn en smart, geleden door zijn tijdgenoten.
De schildering links ‘Laat de kinderen tot mij komen’ illustreert een passage uit de Evangeliën waarin Jezus de kinderen met open armen ontvangt: je ziet hier Jezus, herkenbaar aan de kruisdragende nimbus, die de hem omringende kinderen zegent. De architecturale elementen en het berglandschap op de achtergrond verwijzen naar het Palestina uit de tijd van Jezus. Het thema van het kind wordt voortgezet op het laatste decor ‘Gehoorzamen aan de goddelijke oproep (Pius X)’; het bevat een tafereel over de eerste communie, met in het wit geklede kinderen die knielen om de hostie uit de handen van de priester in ontvangst te nemen en dan in stilte gaan bidden. Het is inderdaad paus Pius X die in 1910 de communie voor jonge kinderen invoerde in het decreet Quam singularis.
Deze drie voorstellingen passen perfect in de context van het interbellum: het thema van de Verrijzenis is ideaal om de rouwende families hoop te geven en de kinderen worden op de voorgrond geplaatst want zij moeten zorgen voor de heropbouw van het land.
Nimbus: lichtcirkel, lichtschijf rondom het hoofd van heilige figuren, van vergoddelijkte helden, van God of van heiligen.
Quam singularis: dit decreet, dat in december 1910 in het Vaticaan werd afgekondigd door de Heilige Congregatie voor de Riten, adviseerde om kinderen vanaf zeven jaar voor het eerst te communie te laten gaan.