Kœur-la-Grande, kerk Saint-Martin
De kerk werd in de 15de eeuw in gotische stijl gebouwd, ten tijde van René van Anjou (1409-1480), en in de loop van de 17de eeuw grondig aangepast. Na de restauratie van het koor, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd beschadigd, werd dit godshuis voorzien van een geschilderd decor. In 1938 bedekt Duilio Donzelli de dwarsbeuk en het koor met schilderingen. De opdracht komt van de parochie die een groot deel van de financiering voor haar rekening neemt door in de parochiale bulletins een beroep te doen op giften van de gelovigen.
Het belangrijkste thema van de versieringen is het leven van de patroonheilige van de kerk, Martinus van Tours (316-397), net zoals in de kerk van Cierges-sous-Montfaucon. Het wordt verteld in vijf beroemde episoden die voornamelijk gehaald zijn uit de Legenda aurea (Gouden Legenden) van Jacobus de Voragine (omstreeks 1230-1298). Links zie je Martinus als kind die catechismusles geeft aan zijn vrienden. Vervolgens deelt hij zijn mantel aan de poorten van de stad Amiens. In het midden, achter het hoofdaltaar, verschijnt Christus in de droom van Martinus; deze scène wordt geassocieerd met de zin in het Evangelie volgens Matteüs ‘Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk, want ik was naakt en gij hebt Mij gekleed’ (Matteüs 25, 34), en weerspiegelt de episode van de mantel: Christus is afgebeeld in een mandorla, omgeven door engelen, en draagt de mantel, het voorwerp van de liefdadigheid van Martinus. De cyclus zet zich aan de rechterkant voort met twee mirakels: het verschijnen van een vuurbal tijdens een door Martinus opgedragen mis en het omhakken van de heilige boom van de heidenen die bijna door de vallende boom werden verpletterd.
Het gewelf van de kruising draagt de Tetramorf, een afbeelding die vaak terugkomt in de versieringen van Donzelli. Hier omgeven de vier symbolen een boek waarop de Griekse letters A (alfa) en Ω (omega) staan; deze herinneren ons eraan dat Christus het begin en het einde is van alles. Aan weerszijden zie je blazoenen: rechts de wapens van paus Pius XI (paus van 1922 tot 1939) met erboven de tiara en links deze van monseigneur de Ginisty, bisschop van Verdun (1914-1946). Het decor van namaaksteen brengt eenheid in het geheel.
De invloed van de Italiaanse schilderkunst is duidelijk merkbaar in de weergave van de gewaden en in de achtergrond die bezet is met architecturale elementen of naturalistische landschappen. Zoals een inscriptie achter het hoofdaltaar aangeeft, werd de decoratie in 1993 gerestaureerd door Dante, de zoon van Duilio: de verschillen qua kleur en techniek zijn vooral zichtbaar op de gewelven van de dwarsbeuk.
Christogram tussen alfa en omega: om de eeuwigheid van Christus te symboliseren worden de eerste letters van zijn naam (chi en rho) geschreven tussen de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet.
Liefdadigheid van de heilige Martinus of Sint-Maarten: gebeurtenis die zich zou hebben voorgedaan in de winter van 337. Terwijl hij garnizoen houdt in Amiens, ziet Martinus een bedelaar zonder kleren die staat te beven van de kou. Martinus scheurt zijn jas in twee helften en geeft een ervan aan de arme sukkelaar (hij kan niet meer geven dan de helft, want de andere helft is eigendom van het Romeinse leger). De volgende nacht verschijnt Christus in de droom van Martinus: hij is gehuld in de halve jas en hij bedankt hem voor zijn daad van liefdadigheid.
Mandorla: geometrische figuur in de vorm van een amandel; een ovaal met erin de heilige personages in al hun verhevenheid.
Tetramorf: afbeelding van de vier Evangelisten in hun allegorische vorm (de mens voor Matteüs, de arend voor Johannes, de stier voor Lucas en de leeuw voor Marcus), geïnspireerd op het visioen van Ezechiël (Ezechiël 1, 1-14) en op de beschrijving van de vier levende wezens van de Openbaring.